Donderdag 21 April.

Gisteren weer naar Ruud geweest én hij was tot mijn grote vreugde thuis. Ik was net binnen toen hij aan kwam lopen. Hij begroette me heel vriendelijk en vroeg of ik koffie wilde. Ik lachte en zei: “Ja lekker,” hing mijn jas op en liep door naar de kamer, zo’n beetje afwachtend op wat komen ging. Ik keek rond en zag dat hij alles had opgeruimd. Geen vuile vaat op tafel en de kranten keurig in de krantenbak. Toen hij met twee mokken koffie naar binnen kwam lachte hij. “Ik ben blij dat je er bent,” zei hij terwijl hij de mokken op tafel zette en zich op de bank liet ploffen. Ik ging tegenover hem zitten en vroeg of hij nog bijzondere wensen had. Ik zag aan zijn gezicht dat hij er niet met zijn hoofd bij was.

Hij gaf ook geen antwoord, pas toen ik het nog eens vroeg schudde hij zijn hoofd. “Nee, ik denk dat je net als altijd wel weet wat je moet doen, ik bemoei me daar niet mee.”

Ik pakte mijn koffiemok op en nam een slokje. “Dat is goed,” zei ik, inwendig hopend dat hij me mee naar bed zou nemen, maar dat deed hij niet. Hij dronk zijn koffie en dat was het dan ook, geen opmerking, geen vraag, niks. Even later  stond hij op, geeuwde en liep naar de deur.

“Oh, ja,” zei hij, “het geld ligt op het aanrecht en je hoeft niet voor me te koken, ik ben pas laat thuis.” Ik knikte en stond ook op, hopend dat hij nog iets zou vragen of zeggen, maar dat was niet zo. Toen hij weg was ben ik aan mijn werk begonnen. Ik baalde behoorlijk, nog steeds trouwens. Ik weet niet wat ik moet doen, als hij zich zo blijft gedragen zie ik het niet meer zitten. Dan kan ik net zo goed ander werk gaan zoeken!

Trouwens van de week maakte ik op mijn andere werk weer iets leuks mee. Zo rond een uur of acht kwam er een man naar binnen. Hij lachte vriendelijk, deed een stap naar voren en zei: “Mag ik u iets vragen?” Ik knikte vriendelijk:” Ja hoor.”

“Het is zo,” begon hij, “ik zit met een probleem en omdat u een vrouw bent denk ik dat u me misschien kunt helpen.” Hij wreef door zijn haren, deed nog een stap naar voren en zei: “Sinds kort ben ik met mijn vriendin gaan samenwonen, voorheen hadden we een latrelatie, maar een paar manden geleden hebben we besloten om samen te gaan wonen. Dat doen we nu dus ook, ik woon nu bij haar, in haar huis.”

“Leuk,” zei ik, verder niks, dat hoefde ook niet, want hij ging vrolijk verder. “Ik weet niet of het normaal is, maar ik moet alles vragen. Voorheen hoefde dat nooit, tenminste het is me nooit op gevallen.” Ik werd nieuwsgierig en zei: “Het ligt eraan wat het is.”

“Alles,” zei hij, “dat zei ik al, ik moet alles netjes en beleefd vragen.” Hij keek me afwachtend aan. “Wat vindt u daarvan?”

“Tja,” begon ik heel voorzichtig: “Misschien vindt zij het prettig of is ze het zo gewend, ik weet het ook niet.”

“Dat kan, maar ik vind het niet normaal, ik moet zelfs vragen of ik naar de wc mag. Dat stoort me, ik kan er niet aan wennen, daarom ben ik nu even hier, ik wil  op mijn gemak even rustig poepen.”

Ik knikte en zei: “Natuurlijk, gaat uw gang.”

Toen hij op de wc zat dacht ik, als ik hem was had ik gezegd: “ZAL IK JOU EENS LEKKER IN DE BEK SCHIJTEN?”  Had hij het toch gevraagd! Precies zoals zij het wilt!

Please follow and like us:

Eén antwoord op “Donderdag 21 April.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *