Tja, wat wil ik nog vertellen. Het is en blijft vreselijk, dat is een ding wat zeker is. Ik zit gewoon in een heel diep gat, maar het leven gaat verder, dat weet ik. Ik heb er moeite mee, met alles. Als ik de kleerkast openmaak en ik zie zijn kleding daarin hangen besef ik dat ik die ooit eens weg moet doen, maar zover ben ik nog niet. Mijn hele huis doet me aan Wim denken, voor mij alleen is het nu ook te groot. Misschien dat ik in de toekomst wel hier wegga, maar voorlopig nog niet. Van de week heb ik een afspraak met iemand van de bank. Wim had gelukkig een levensverzekering afgesloten, dus dat is een geluk bij een ongeluk.
Of het veel of weinig is weet ik niet, maar dat krijg ik nog te horen.
Ik krijg nu ook weduwepensioen. Of ik nog blijf werken weet ik niet, dat zie ik dan wel. Misschien wel, al is het alleen maar om onder de mensen te komen. Ik weet het nog niet. Misschien ga ik wel totaal iets anders doen. Mijn werk als toiletjuffrouw ga ik in elk geval niet meer doen. Dat heb ik wel gehad, ook het werk bij Ruud ga ik niet meer doen.
Gisteravond heb ik een heel lang gesprek met hem gehad. Hij kwam er zelf mee.
Ik zat wat tv te kijken toen hij onverwacht langs kwam. Ik was verbaasd.
“Enne,” zei ik, “kom je zomaar of is er iets?”
Hij stapte naar binnen en keek me aan. “Ik kom eens kijken hoe het met je gaat.” Hij sloeg zijn armen om me heen en gaf me een knuffel. Ik begon te huilen en zei: “ Het is gewoon kut, alles, ik heb veel spijt, heel veel spijt.” Hij zei: “ kom laten we naar binnen gaan, dan kunnen we rustig praten.”
Dat hebben we gedaan en het was goed. Ik heb hem gezegd dat ik wil stoppen.
“Weet je,” zei ik toen we rustig op de bank zaten. “Ik heb nagedacht, over ons en alles zo’n beetje. Voor een poos terug wilde ik niets liever dan alleen bij jou zijn, maar nu ligt alles anders. Ik geef nog veel om je, dat is het punt niet, maar…”
Hij knikte, sloeg een arm om me heen en zei: “ Ik vind het erg jammer, maar ik begrijp het wel. Ik zal je gaan missen, niet wat het werk aangaat, maar ook zo.”
Ik pakte zijn hand vast en zei: “ Ik ga jou ook missen, wie weet kom ik over een poosje nog eens naar je toe. Kijken of je huis schoon is, of zoiets.”
Gelukkig konden we er alle twee om lachen.
Nu weet ik dat het goed is wat ik gedaan heb.
Misschien dat ik hem nogeens ga opzoeken, misschien.
Ik zie wel wat de toekomst brengt.
LIEVE MENSEN, BEDANKT VOOR HET LEZEN VAN MIJN DAGBOEK.
MARGRIET.