Donderdag 18 Juni.

Die vijftig euro die Wim in zijn beurs had zitten zijn weg. Wat hij ermee gedaan heeft weet ik natuurlijk niet, maar ik ben bang dat hij toch weer is gaan gokken. Anders zou ik het niet weten. Hij gaat nog wel weg, maar niet zo vaak meer. Het kan natuurlijk dat hij die vijftig euro vergokt heeft en nu geen cent meer heeft. Ja, zijn zakgeld, maar daar kan hij niet veel mee. Ik vind het best moeilijk, het liefst zou ik met hem erover praten, maar dat is lastig.

Ik weet dat ik dat moet doen, maar zie er erg tegenop.

 

Maar goed, even iets anders. Afgelopen maandag ben ik voor het eerst bij Ruud gaan koken. Ik zat er best mee, had ook een hele poos nagedacht over wat ik zou maken. Maar ik had de tijd tot zes uur, dus ben ik op tijd naar de winkel gegaan om op mijn gemak rond te kijken. Sla, doperwten en dat soort groenten eet die man vaak genoeg als hij in een restaurant eet, bedacht ik terwijl ik door de winkel liep. Daarom besloot ik andijviestamppot met spekjes te maken. Het is niet echt eten dat je in de zomer op tafel zet, maar ik dacht, ik maak het gewoon. Kijken of het aanslaat.

Het was wel raar om in een vreemde keuken aan de slag te gaan. Pannen, borden en bestek had hij, dat wist ik omdat ik pas geleden de keukenkastjes had gesopt, maar het was toch onwennig.

Even voor zessen was ik klaar, had ook de tafel netjes gedekt. Dus toen hij binnenkwam  hoefde hij niets te doen. Ik stond in de kamer te wachten en was best nerveus.

‘Het ruikt hier heerlijk,’ zei hij en snoof diep. ‘Ik ben benieuwd wat we eten, tenminste ik neem aan dat je mee-eet?’

‘Dat was toch afgesproken,’ zei ik nog steeds een beetje nerveus. ‘Het staat trouwens klaar, als je wilt kan je aan tafel.’

‘Mooi,’ zei hij, ‘maar ik ga eerst even mijn handen wassen, ben zo terug, zet alles maar op tafel.’

Toen hij zag dat ik stamppot gemaakt had reageerde hij erg enthousiast. ‘Dat heb ik al heel lang niet meer gegeten, ik denk zeker twee of drie jaar niet meer, heerlijk.’

Hij schoof meteen aan en schepte zijn hele bord vol. Ik moest even wennen om met een vreemde man aan tafel te zitten en heb ook niet echt veel gegeten, maar meer op hem gelet.

Toen hij bijna klaar was vroeg hij ineens: ‘Jij bent nog steeds toiletjuffrouw?’

Ik knikte en keek hem vragend aan. ‘Ja, hoezo?’

‘Gewoon zomaar, ik kan me niet voorstellen dat je dat leuk werk vindt.’

Nee,’ zei ik, ‘niet echt leuk, maar het is wel afwisselend. Bovendien maak ik soms best wel grappige dingen mee.’

Hij keek me aan en schudde zijn hoofd: ‘Dat geloof ik niet, het is toch saai en bovendien slecht betaald.’

Ik dacht aan Wim en de schulden die hij gemaakt had. ‘Ik ben blij dat ik dat werk kan doen, het is beter dan niks.’

‘Dat klopt, maar het zou niks voor mij zijn,’ zei hij lachend. ‘Goed beschouwd is het een strontbaan, maar ik ben in elk geval blij dat je voor me gekookt hebt. Het was erg lekker en voor herhaling vatbaar.’ Hij legde zijn hand op mijn schouder, streelde me even en stond op.

Het deed me best wel wat. Hij waardeerde me en dat gaf me een prettig gevoel.

Toen ik thuiskwam en Wim op de bank zag liggen moest ik daar weer aan denken. Die man is totaal anders.

 

Please follow and like us:

Eén antwoord op “Donderdag 18 Juni.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *