Dinsdag 7 Juni.

Gisteravond zat ik lekker onderuit gezakt op de bank tv te kijken toen Wim vroeg of ik er nog over nagedacht had om samen weer eens iets leuks te gaan doen. “Het is prachtig weer en het zonnetje schijnt. Misschien kunnen we morgen een wandeling gaan maken. Naar het strand gaan en een terrasje pikken. Wat vind je daarvan?”

Ik viel bijna van mijn geloof. Soms snap ik niks van die man. Zo ligt hij de hele dag languit op de bank en nu kwam hij daar mee aan. Ik ging rechtop zitten en schudde mijn hoofd.

“Morgen moet ik werken,” zei ik, “maar misschien kunnen we dat van de week een keer doen, lijkt me gezellig.”

Even was het stil, hij keek naar buiten, stond op en liep naar het raam. “Je werkt veel te veel, ik denk dat, als we wat zuiniger gaan leven, jij best dat baantje op de wc kan opgeven. Dat poetsen bij die vent vind ik prima, maar in het weekend wat minder.”

Ik stond op en liep naar hem toe. “Voorlopig blijf ik dat wel doen, dat geld hebben we hard nodig. Trouwens ik heb geen zin om nóg zuiniger te leven, Misschien dat jij weer gaat eens werken.”

Nou, dat had ik beter niet kunnen zeggen. Kwaad draaide hij zich om en liep naar de bank.  “Margriet,” snauwde hij, “niet weer, weet je, ik word knapmoe van je.”

“Dat snap ik,” snauwde ik terug, “ook dat je dat niet horen wilt. Je klaagt steen en been over dat je pijn in je rug hebt, maar naar de dokter ga je niet.” Woedend liep ik de kamer uit, trok mijn jas aan en stoof naar buiten.  Ik liep de straat uit en keek om me heen. Het was erg stil, hier en daar zag ik iemand lopen. Een man die zijn hond uitliet, liep voor me uit, De hond kwispelde vrolijk met zijn staart, hij was duidelijk blij. In een opwelling draaide ik me om en liep terug. Vlak bij ons huis liep ik wat langzamer en keek op mijn horloge. Het was kwart over negen, best nog vroeg. In een opwelling liep ik naar de auto, stapte in en reed naar het huis van Ruud. Of hij thuis was,  wist ik niet, maar ik kon in elk geval naar binnen.

Toen ik aan kwam rijden zag ik het licht branden, ook dat zijn auto er stond. Opgelucht parkeerde ik de auto een stukje verderop en liep naar de woning en belde aan.

Even later ging de deur open. Verbaasd keek Ruud me aan. “Enne?”  Reageerde hij verbaasd terwijl hij een stap achteruit deed. Ik lachte en liep door. “Ik verveelde me en ik had behoefte om jou te zien.”

“Nou, dat is een verrassing,” lachte hij. “Kom verder, wil je wat drinken?”  Vroeg hij toen ik doorliep naar de kamer.

“Ja lekker, een glaasje wijn als het kan, daar heb ik echt zin in.”

Hij keek even bedenkelijk, maar zei niks.

“Voordat je gaat zeggen dat dat niet verstandig is, deel ik mede dat ik niet van plan ben om nog te gaan rijden. Ik blijf vannacht bij jou. Tenminste als het mag,” lachte ik.

“Mooi, dat is goed nieuws, want eerlijk gezegd wil ik met je praten.”

Geschrokken keek ik hem aan. “Toch niets ernstigs, hoop ik.”

“Nee, integendeel, ik weet dat je getrouwd bent, dat accepteer ik ook. Maar, ik zou het leuk vinden als ik je vaker kan zien.”

Heel even wist ik niet wat ik zeggen moest. Er ging van alles door mijn hoofd. Maar, dat was nu niet belangrijk. Hij wilde me vaker zien, dat telde. Ik lachte sloeg mijn armen om hem heen en zei: “Komt dat even goed uit, ik jou ook.”

Wim heeft niks meer gezegd, ook niet gevraagd waar ik was. Niks en dat verbaasd me, maar het is nog vroeg. Er kan nog van alles gebeuren. Als hij wat vraagt zeg ik dat ik naar een vriendin was en daar ben blijven slapen!

Please follow and like us:

Eén antwoord op “Dinsdag 7 Juni.”

  1. Somebody essentially lend a hand to make significantly posts I might state That is the very first time I frequented your web page and up to now I surprised with the research you made to create this particular put up amazing Excellent job

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *